ten: 130 houten bruggen en 87 steenen. Na de uitvoering van het tweede gedeelte van den grooten uitleg, na 1662, vermeerderde het aantal steenen bruggen belangrijk, daar alle bruggen over de Heeren-, Keizers- en Prinsengracht van Leidschestraat tot Amstel in baksteen werden uit gevoerd. In 1803 waren de getallen: 96 houten, 90 steenen. In 1875 48 houten, 68 steenen. In 1943 3 houten, 15 steenen. Welk een zielig overschot! Noem mij door deze klacht te uiten niet ouderwelsch. Ouderwetsch is lof noch blaam! Het zoogenaamde ouderwetsch ontstaat uit de bezonken rust, waaruit de dingen naar hun eeuwige waarde kunnen worden geschat, niet naar de voor korten tijd geldende mode-inzichten, of een cjf ander fanatisch doorgevoerde overtuiging. De werkelijk waardevolle dingen vormen de „traditie". Onbevangen oordeelende, zal ieder sfeer aanvoelend mensch het met mij eens zijn: in de oude stad blijven de steenen welfbruggen door hun simpelheid en ware monu mentaliteit het meest met de kaden harmoniseerend ele ment. Behalve met de kaden heeft de brug nog een innig verband met het water; haar weerspiegeling is haar volmaking. Boven den halven cirkel gaat niets, daar zijn weerspiege ling de volmaking tot den cirkel brengt. Bij het ontwerpen van een brug wordt te weinig gedacht ik durf bijna te zeggen, wordt niet gedacht aan haar waarachtig tegendeel: de weerspiegeling in het water. Waarom steeds de brug als een voortzetting van den weg te beschouwen? 't Is de nuchterste opvatting. Ik geef toe dat bij sommige typen o.a. de spoorbrug, de rechte lijn de meest karakteristieke is, omdat de trein, die er over rijdt, meer dan 100 m lang is en het niet stijlvol en hoogst onnut is de wagens in een bocht te zetten. Dit past alleen de rutschbaan. 95

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 106