Afb. 28,29. HET RESTAURATIEVRAAGSTUK
Er is steeds beweging in de opvattingen omtrent het
restaureeren van oude bouwwerken. Restaureeren is al
oud. Toen in 1645 te Amsterdam de Sint Catharina- of
Nieuwe kerk afbrandde werd waarschijnlijk onder
leiding van Jacob van Campen bij de herstelling de
balustrade op de Zuidzijde van het schip nieuw ge
maakt in gothische vormen. Bij de restauratie van 1900
heeft men deze balustrade voor oorspronkelijk aange
zien en deze weder gecopiëerd waar daar behoefte aan
was.
Het echte „restaureeren" kwam pas in de helft der
19e eeuw. Men trachtte na te maken en den oorspron-
kelijken toestand te herroepen. Maar de schoonheid
werd niet verworven. Dat deed verzet ontstaan. John
Ruskin (The seven lamps of architecture, the lamp of
memory XIX) zeide ervan: The thing is a Lie from
beginning to end but the old building is destroyed.
De tijd ging door en de bouwmeesters leerden de werk
wijze van uitvoering, de keuze der materialen, de be
werking van natuursteen, het toepassen van oude bouw
stoffen soms van afbraak afkomstig, de goede mortels
voor metselen en voegen, de kleur van schilderen, de
grens van wat niet en wat wel ontverfd mag worden.
Hierdoor keerde de schoonheid terug en daardoor ver
dween de weerzin tegen reconstrueeren en verdween ook
de theorie om nieuwe onderdeden in modernen stijl bij
te voegen mede omdat deze pogingen tot teleurstelling
hadden geleid.
Zoo mag men dan nu weer wat meer in stijl restauree
ren. De gevel aan de Oudestraat 119 te Kampen is er
een klein voorbeeld van. De geheel natuursteenen gevel
werd afgebroken, horizontaal neergelegd wat er was
en bijgemaakt wat ontbrak en weder in elkaar gezet,
waarbij de geveltop „in stijl" erbij ontworpen werd.
95