Afb. 22, 23. DE FABRIEK IN HET LANDSCHAP
Een fabriek is niet welkom in het landschap. Ook niet
in de stad. Toch zal zij ergens moeten komen. Oude
fabrieken, om ze zoo maar te noemen, zooals de
steenbakkerij, de kalkoven, de watermolen, de wind
molen zijn niet leelijk. Nieuwe fabrieken zijn in den
regel leelijk en rommelig. Er zijn drie middelen om het
euvel te keeren: de fabrieksgebouwen niet leelijk en
naar een ordelijk plan maken, de rommel opruimen en
de geheele fabriek uit 't gezicht brengen door beplan
ting. Afbeelding 23 geeft een voorbeeld van de laatst
genoemde mogelijkheid. Het geheele vraagstuk van de
fabriek in het landschap en in de stad is zoo veelzijdig
dat het ter hand zal worden genomen door eenige des
kundigen, met de bedoeling om het vraagstuk zoover te
brengen dat daarover een deel in de fleemschutserie
gaat verschijnen.
Het geheele vraagstuk is zoo belangrijk dat het waard
is goed bestudeerd te worden, eenerzijds om de reeds
tot stand gebrachte ontsieringen tot rede te brengen,
anderzijds om de nieuwe projecten in betere baan te
leiden. Daarbuiten vallen nog de groote fabriekscom
plexen, zooals in Zuid-Limburg, die van verre zekere
schoonheid bieden, maar van dichtbij zoo leelijk zijn,
dat het vraagstuk onoplosbaar lijkt. Alhoewel het
vraagstuk moeilijk nieuw en soms verloren schijnt,
dient toch niet de moed opgegeven. Met overleg en ge
duld zal nog wel iets goeds te bereiken zijn, door de sa
menwerking van den ingenieur, den fabrieksbouwmees-
ter en den landschapsarchitect.
Wanneer, nu de oorlog is beëindigd Nederland zal gaan
herleven, zal aan dit onderwerpde fabriek in de stad,
in het dorp en in het landschap, de aandacht gewijd
moeten worden.
92