Na hem kwam Mr J. C. van Overvoorde, die eerst als
archivaris van Dordrecht in 1900 zijn Oude gebouwen
tan Dordrecht, later als archivaris van Leiden in 1907
zijn Oude gebouwen van Leiden samenstelde.
Daarna zette het Rijksbureau voor de Monumentenzorg
de kroon op dit werk door van het geheele land te
maken de Voorloopige lijst van de Monumenten van
geschiedenis en kunst, gevolgd door een steeds groeien
de serie uitvoerige en rijk geïllustreerde beschrijvingen
van de monumenten van steden en gewesten.
Op het gebied van het eerherstel der oude bouwwerken
en kunstvoorwerpen is daar eerst het behoud, la con-
servation. Maar conserveeren is niet precies hetzelfde
als behouden, gaat verder.
Een oud bouwwerk of kunstvol voorwerp, dat eigendom
is van een mensch, die er iets voor voelt, of van een
instelling wier bestuursleden er eerbied voor hebben, is
in veilige handen. Dit is echter niet steeds te bereiken.
Velé onroerende en roerende monumenten zijn in han
den van personen, die er niets van begrijpen, die geen
wroeging hebben wanneer de gevel door verbouwing
hopeloos verprutst wordt of het oude porceleinen ser
vies verkocht wordt. Hun dient met wijs beleid de eer
bied bijgebracht te worden. De ervaring leerde, dat
wanneer ze dat te pakken krijgen, zij vooral in den
aanvang zoo fanatiek worden, dat ze bijgeremd moeten
worden. Slechts voor de egoïsten, de onwilligen is een
gezag noodig, waarmede zoo min mogelijk gewerkt
moet worden. Dat gezag ligt voor de bouwwerken in de
welstandsbepaling in de bouwverordening. Elke wijzi
ging, die het monument schaadt, kan geweigerd worden.
Om den aanvrager niet weerspannig te maken en dank
baar te stemmen, is er bij de botte weigering iets meer
noodig, iets toeschietelijks, een raadgeving, liefst met
een teekening er bij, hoe het wèl kan, zonder dat het
monument onnoodig bedorven wordt en toch voldaan
wordt aan de wenschen van den eigenaar of bouwlus-
55