eerherstel te geven. Want er is nog zoo veel schoonheid
en historie aanwezig in oude bouwwerken, meubelen
en andere kunstvoortbrengselen, die door voorgeslach
ten in achteloosheid zoodanig zijn besmeerd en ver
prutst, dat de argelooze daarin geen monument meer
ziet en pas tot de ontdekking der schoonheid komt wan
neer de vaardige hand en de kunstzinnige en toegewijde
leiding deze schoonheid weer voor den dag heeft ge
bracht.
Om dit nationale bezit voor het nageslacht te behouden,
is eerst de gedachte noodig, dat deze monumenten niet
ons eigendom zijn, zoodat we er naar willekeur mee
mogen handelen, maar slechts ons bezit, dat we te be-
heeren hebben om het af te leveren aan het nageslacht,
zoo mogelijk met eerherstel van wat voorgangers daar
aan misdaan hebben.
Om een inzicht te verkrijgen van wat er aan monumen
ten onroerend en roerend goed in Nederland aan
wezig is, was noodig een inventarisatie. De architect
A. W. Weissman verrichtte ten deze het pionierswerk,
door in opdracht van het Oudheidkundig Genootschap
(eerst in samenwerking met G. van Arkel, later alleen)
de „beschrijving" der monumenten van geschiedenis en
kunst in de Provincie Noord-Holland ter hand te nemen.
Dit geschiedde in de jaren 1891-1905, toen het rijwiel
nog niet in gebruik was en de auto nog niet was uitge
vonden. Hij trok er te voet op uit, maakte aanteekenin-
gen, klom in de torens voor de klokken, teekende de
losse voorwerpen en de grafsteenen, maakte tallooze
penteekeningen (naar de natuur of naar foto's) omdat
alleen daarnaar reproducties (lijncliché's) gemaakt
konden worden. De tekst werd gezet in gewone, cur
sieve of gothische letters naar gelang van de oorspron
kelijke teksten. Zijn boek Noord-Hollandsche Oudheden
is thans geworden tot een register van wat er toen nog
was, want in de halve eeuw na de verschijning is veel
verloren gegaan.
54