houden en aankweeken van volkskunst, volksgebruiken,
volksfeesten en volkskleederdrachten. Gedeeltelijk kwam
dit wel omdat in den eigen kring van het bestuur er
weinigen waren, die op dit punt deskundig waren (in
het bestuur van Heemschut heeft vooral in den aanvang
het architectenelement een groote rol gespeeld)ge
deeltelijk ook omdat anderen die taak overnamen. Wij
denken wat de volkskunst betreft natuurlijk aan het Open
luchtmuseum op den Waterberg bij Arnhem en andere
locale musea, en wat de volksgebruiken en -feesten be
treft aan het werk van personen als de heer D. J. van der
Ven te Oosterbeek, die overigens ook in het Maandblad
van den Bond Heemschut van 1929 een serie artikelen
schreef over „Heemschut, Volkskunst en de droogleg
ging van de Zuiderzee". Het beschermen van de schoon
heid der natuur (punt 2 van het Werkprogramma) was
in goede handen bij Heemschut's oudere zuster, de Ver-
eeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, met wie
Heemschut steeds eendrachtig samengewerkt heeft. Ook
het Staatsboschbeheer mag in dezen met eere genoemd
worden. Het beschermen van bestaande belangrijke
bouwwerken (punt 1) werd verzorgd door de Rijks
commissie voor de Monumentenzorg, voor zoover het
groote gebouwen als kerken, raadhuizen en dergelijke
betreft. Heemschut ontfermde zich meer over de kleine
gebouwen, de oude geveltjes, bruggetjes, sluisjes, dorps
pompen, enz., die voor het schoon van stad en dorp
toch van even groote waarde zijn als de meer monu
mentale gebouwen, en vaak zelfs voor het typische
Hollandsche stadsschoon bijzonder karakteristiek zijn.
Toen in 1918 de Vereeniging Hendrick de Keyser
werd opgericht, werd deze een belangrijke steun hier
bij, daar deze vereeniging over kapitaal beschikte, dat
haar in staat stelde gebouwen aan te koopen, wat Heem
schut nooit heeft kunnen (en willen) doen*). Hetzelf-
Een van de weinige eigen aankoopen van Heemschut was een
gesloopte inrijpoort van een boerderij te Neede, die in 1913
42