een goeden architect te verwijzen, om dien een beter
project te doen maken. Lukte dit niet, en wilde de bou
wer bij zijn dorpsarchitect of aannemer blijven, dan
werd het bestaande project verbeterd met zoo min mo
gelijk ingrijpende wijzigingen, omdat de ervaring ge
leerd had dat als men een geheel ander ontwerp maakte,
dit meestal niet overgenomen werd en het oorspronke
lijke slechte project toch werd uitgevoerd. Langzamer
hand begon men echter ten platten lande het nut van
dergelijke adviezen in te zien, en zoo klom het aantal
ter beoordeeling ingezonden ontwerpen, tot een aantal
van omstreeks 500 per jaar bereikt werd. Het is dui
delijk dat een adviesbureau, dat grootendeels met onbe
zoldigde vrijwillige krachten werken moest, dit groote
aantal ten slotte niet meer verzetten kon. Gelukkig be
gon men in de provincies in te zien, dat hier een taak
voor overheidsbemoeiing lag. De eerste provincie, waar
een adviescommissie werd opgericht, was Noord-Hol
land, waar dit reeds in 1916 geschiedde na den reeds
vermelden watersnood in dat jaar. Sindsdien zijn, deels
onder aanmoediging van den Bond Heemschut, in alle
provincies dergelijke adviescommissies opgericht, die
deze adviseerende taak nu geheel van Heemschut's
schouders genomen hebben.
Men denke echter niet, dat de Bond Heemschut door
deze ontlasting geheel werkeloos geworden was. De
schoonheidsschending is als een veelkoppige Hydra:
telkens als men één kop afslaat, groeit er een nieuwe
voor aan. Nieuwe tijden brachten weer nieuwe kwalen,
en telkens moest Heemschut weer tegen een nieuwen
vorm van schending van het stads- of landschapsschoon
optreden. Nu eens waren het de nieuwe transformator
huisjes, die het land ontsierden, en waarvoor Heem
schut reeds in 1916 een prijs uitloofde bij een prijs
vraag voor een goede oplossing daarvan, door het
Genootschap Architectura et Amicitia uitgeschreven.
Dan weer waren het de benzinestations langs de groote
39