handhaving van de verordening wel eens wat te wen- schen overlaat, waarbij dan echter Heemschut gaarne optreedt om den overtreder op de vingers te tikken of het Provinciaal Bestuur te waarschuwen, kunnen wij toch met vreugde constateeren, dat deze verordeningen haar goede uitwerking niet gemist hebben en ons land- schapsschoon er door van veel hinderlijke ontsiering bevrijd is. Een tweede zaak, die van den aanvang af Heemschut's bijzondere aandacht had, was geformuleerd in het vijfde punt van zijn werkprogramma, n.1. de eisch dat nieuwe gebouwen zouden hebben te voldoen aan de eischen van schoonheid, en passen in de omgeving waarin zij wer den opgericht. Hierdoor zou kunnen worden voorko men, dat dat wat nieuw gebouwd werd, de oude om geving zou ontsieren. Dat hiertegen vaak gezondigd is, dat vaak gebouwen opgericht werden die vloekten tegen hun omgeving, en de schoonheid van een straat of gracht hopeloos bedierven, is iets wat men nog in vrij wel elke plaats van ons land waarnemen kan. Om dit te voorkomen was het noodig, dat de gemeentebesturen de vergunning tot bouwen afhankelijk stelden van ze kere schoonheidseischen, te beoordeelen door een com missie van deskundigen. In dit opzicht gaf de gemeente Laren (N.-H.) het goede voorbeeld, door in 1913 in haar bouw- en woningverordening een bepaling op te nemen, door den Bond Heemschut voor dat doel ont worpen, die vereischte dat „het uiterlijk van gebouwen, al of niet met de terreinafscheidingen door muren, hek ken of dergelijke, zoodanig (moest) zijn, dat zij noch op zich zelf, noch in verband met de omgeving, uit een oogpunt van welstand aanstoot geven of kunnen geven". In 1914 volgde Leeuwarden dit voorbeeld, en sindsdien hebben alle belangrijke gemeenten dergelijke „wel standsbepalingen" in hun bouwverordeningen opgeno men. Het belangrijke nieuwe moment hierin was, dat de gemeenten nu behalve technische ook aesthetische 36

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 38