viteit van den Bond Heemschut condenseeren om de
belangrijkste doeleinden, die daarbij nagestreefd wer
den.
Het eerste groote object voor de activiteit van Heem
schut was de strijd tegen de ontsierende reclame. Wij
zagen al dat de heer Pos, een der leidende figuren
van den A.N.W.B., reeds in de oprichtingsvergadering
de aandacht op dit euvel gevestigd had. Men behoeft
slechts oude foto's van onze steden en dorpen te be
kijken, om zich een denkbeeld te vormen hoe erg het
destijds bij ons daarmee gesteld was, en buiten onze
landspalen, b.v. in landen als België en Frankrijk te
reizen, om te begrijpen hoe het ook bij ons had kunnen
worden. De mooiste stads- en dorpsgezichten werden
ook bij ons niet gespaard, wanneer een reclame-agent
er een plaatsje vond, zijn artikel in opvallende afbeel
dingen en schrille kleuren den volke meer bekend te
maken; en doordat ieder daarbij zijn concurrent over
schreeuwen wilde, werden deze reclames al bonter en
opdringender. Dat aan de eendagsvliegjes van nieuwe
sigaretten- en zeepmerken een zekere bescheidenheid
paste tegenover de oude schoonheid van vroegere eeu
wen en de natuurlijke schoonheid van het landschap,
werd niet gevoeld; dat in ons land meer te bederven
valt dan in een nieuw land als Amerika evenmin. Van
den aanvang heeft het bestuur van Heemschut bij zijn
actie begrepen, dat de strijd tegen de ontsierende recla
mes slechts dan een duurzaam resultaat kon boeken,
indien de overheidsinstanties zelf bepalingen tegen
zulke reclames in hun gemeentelijke en gewestelijke
voorschriften vastlegden. De eerste gemeente, die daar
toe overging, en op instigatie van den Bond Heem
schut bepalingen tegen zulke ontsierende reclames in
haar politieverordeningen opnam, was Nijmegen, waar
in het voorjaar van 1912 bepaald werd dat het „ver
boden (is) op van den openbaren weg zichtbare wijze
op of boven de daken of tegen de voor-, zij- of achter-
34