Want alleen zoo wij, wanneer het noodig is, bepaalde
denkbeelden aan de hand kunnen doen, zullen wij de
gewenschte uitkomsten kunnen bereiken. Wij zullen,
om slechts eenige voorbeelden te noemen, er eigenaars
van moeten kunnen overtuigen, dat hun oude en schil
derachtige gevels niet behoeven gesloopt te worden, als
men de huizen, die zich daarachter bevinden, naar de
hedendaagsche eischen wil inrichten; wij zullen, wan
neer een huis, dat uit oogpunt van kunst geen waarde
heeft, wordt vernieuwd, den eigenaar moeten kunnen
aangeven, hoe het het beste met de schilderachtige om
geving in harmonie kan worden gebracht; wij zullen,
wanneer gemeentebesturen werken willen ondernemen,
die aan het schoon van stad of dorp schade dreigen toe
te brengen, in staat moeten zijn te doen zien, hoe zulke
werken tot stand zouden kunnen worden gebracht zon
der het gevreesde gevolg.
Voorloopig zal het misschien goed zijn, ons tot de dus
afgebakende werkzaamheden te bepalen. Verrichten wij
die naar den eisch, dan zullen wij reeds een zeer nut
tige taak vervullen.
Langzamerhand kan wellicht ook het ondersteunen van
plaatselijke kunstnijverheid, benevens het in stand hou
den van plaatselijke zeden, gewoonten en kleederdrach
ten beproefd worden. In Duitschland schijnt men van
bemoeiingen in die richting nog al wat te verwachten.
Het kan evenwel moeilijk worden tegengesproken, dat
zoowel de kunstnijverheid als de zeden, gewoonten en
kleederdrachten te zeer met de werkelijkheid van het
leven te samen hangen, dan dat het mogelijk zou zijn,
daarop veel invloed uit te oefenen.
Ongetwijfeld zullen de vereenigingen van oudheidkun
digen en die, welke bedoelen vreemdelingen naar Ne
derland te lokken, tot samenwerking met ons bereid
gevonden worden.
Reeds bleek van veel sympathie met ons streven. Onder
hen, die ons pogen steunden, moet in de eerste plaats
25