personen zich reeds verdienstelijk gemaakt hadden door
resp. in het Bouwkundig Weekblad en de Bouwwereld
artikelen te wijden aan „Heimatschutz")G. A. Pos,
Jan Feith, Mr J. D. Pasteur, Mr J. de Vries van Does-
burgh, K. P. C. de Bazel, Mr P. G. van Tienhoven,
Dr J. Th. Oudemans en Mr G. A. P. M. van der Aa.
Weissman opende deze vergadering met een rede, die
wij als programmatisch mogen beschouwen voor de
oorspronkelijke leidende gedachten in den Bond Heem
schut, en die wij daarom hier nog eens gedeeltelijk af
drukken.
„De schoonheid van Nederland", zoo zeide hij, „is al
van ouds bekend. In geen ander land hebben de schil
ders en de teekenaars zich, sedert de 15e eeuw, met
zooveel ijver en kunst op het wedergeven dier schoon
heid toegelegd.
Tot het laatst der 18e eeuw is de schoonheid van Ne
derland vrijwel ongerept gebleven. Wel ondergingen
steden, dorpen en gehuchten vóór dien tijd veranderin
gen, doch die veranderingen gaven nooit tot ontsiering
aanleiding, omdat steeds nieuwe kunst in de plaats
kwam van de oude, die verdween.
Dan zien wij in de 19e eeuw meedogenloos den moker
zwaaien, wateren dempen, gedenkteekenen doen verdwij
nen, zonder iets te kunnen voortbrengen, hetwelk met
het oude op één lijn mocht worden gesteld. Waar wind
molens gestaan hadden verrezen stoomfabrieken, ijzeren
draaibruggen kwamen in de plaats van houten wipbrug-
gen, het stadsschoon ging zonder noodzaak te loor.
Niet slechts bij ons is op deze wijze veel schoons ver
dwenen. Ook in het buitenland viel een zelfde ver
schijnsel waar te nemen. Zoo kwam men in Duitschland
er toe, naar „Heimatschutz" te trachten. Men wilde be
schermen en behouden wat het schoon van stad en land
uitmaakt. In het jaar 1904 werd een „Heimatschutz-
bund" te Dresden opgericht. Deze bond heeft op zijn
22