HOOFDSTUK II
HOE DE BOND HEEMSCHUT
ONTSTOND
Een Engelsch spreekwoord zegt, dat het 't laatste
strootje is, dat den rug van den kameel doet breken,
en een Hollandsch spreekt van den laatsten druppel die
een emmer doet overloopen. Vaak gebeurt het dat op
zich zelf weinig belangrijke voorvallen de aanleiding
vormen tot een actie met vérstrekkende gevolgen. Zoo
was het feit, dat het Gemeentebestuur van Amsterdam
de Naardermeer bestemmen wilde voor stortingsplaats
van het Amsterdamsche stadsvuil, de laatste oorzaak van
de stichting in 1906 van de Vereeniging tot Behoud van
Natuurmonumenten. En zoo was enkele jaren later het
feit, dat in Monnikendam een fraai oud huis op den
hoek van een straat afgebroken werd en vervangen werd
door het architectonisch monster, waarvan men op
pag. 37 de afbeelding ziet, de laatste oorzaak, die
den architect A. W. Weissman er toe bracht, den Bond
Heemschut op te richten.
Weissman vertelde zelf hoe het gegaan was. Na een
vergadering van het Koninklijk Oudheidkundig Genoot
schap keerden Mr P. G. van Tienhoven en hij naar
Haarlem terug, en bespraken onderweg, naar aanleiding
van wat zij in die vergadering gehoord hadden, wat
gedaan zou kunnen worden om de ontluistering van stad
en land, die toen rondom plaats vond, tegen te gaan.
Het resultaat van deze bespreking was, dat Weissman
op 27 April 1909 in het Muntgebouw te Amsterdam
een aantal geestverwanten tesamenriep. Hierbij waren
behalve hijzelf aanwezig de Heeren G. J. Gonnet,
J. W. Hanrath, S. de Clercq, Herman van der Kloot
Meyburg en J. H. W. Leliman (welke beide laatste
20