katholiek, Vondelkenner, trok fel te keer tegen de
„plaasteraars", tegen hen, die alles in de pleister
smeerden en de monumenten vernietigden. Potgieter
deed in zijn „Rijksmuseum" het zijne om zijn landge-
nooten te doordringen van de waarde der nationale
historie en nationale monumenten.
Maar hun invloed reikte nog niet ver. Meer was dit het
geval met den pionier van de heemschutgedachte in
ons land, den strijdbaren en militanten referendaris
van de toen nieuwe afdeeling Kunsten en Wetenschap
pen van het Departement van Binnenlandsche Zaken,
Jhr Mr Victor de Stuers. Opgeschrikt door feiten als
den verkoop van het Bossche oxaal schreef deze in 1873
zijn vlammend Gids-artikel „Holland op zijn smalst",
waarin hij het Nederlandsche volk zijn onverschillig
heid voor zijn oude monumenten, zijn slechte restau
ratie daarvan en zijn achterlijke toestanden op museum-
gebied voor de voeten wierp. Dit artikel en het verdere
optreden van De Stuers, ook als kamerlid, hadden in
zoover een kentering in de publieke opinie ten gevolge,
dat men begreep dat de kunst en de bescherming daar
van wel degelijk tot de taak der Regeering behoorden,
in tegenstelling tot de koude gedachte „Kunst is geen
regeeringszaak" der Thorbeckiaansche tijden, en had
den de instelling van verschillende regeeringscommis-
sies van advies in kunstzaken ten gevolge.
Van nog meer belang voor het doordringen van de
heemschutgedachte in ons volk is het optreden geweest
van den schilder en publicist Dr Jan Yeth. Zijn bro
chure „Stedenschennis" (1901),toen de Reguliersgracht
te Amsterdam dreigde gedempt te worden ten behoeve
van het tramverkeer, zijn artikelen „Bedreigde Schoon
heid" en „Vredesverwoestingen" uit latere jaren, von
den een weerklank in grooteren kring, die zich begon
af te vragen waar al dat dempen en afbreken eigenlijk
voor gediend had. Tenslotte was het de architect
A. W. Weissman die in 1909 die stroomingen in den
13