1700 1730 1740 1750 stijlen. De laatste zijn onderling verbonden door drie evengebogen platte regels, of door een rug- raam dat, typeerend voor dit tijdperk, uit geschulpte platte stijlen en regels bestaat. Behalve in blank hout, ziet men deze stoelen ook geverfd, waarbij rood een veel voorkomende kleur is. De stoel in de aanzienlijkere woning volgt zij het van verre het Fransche voorbeeld, echter met dit verschil, dat bij ons de leuning nog hoog bleef, toen ze in Frankrijk, tijdens den Régence-stijl, reeds lager werd. Voor de stijlwijziging zijn vooral typeerend de pooten. In het eerste kwart der eeuw verdwijnt vrijwel de geslingerde en getorste poot, doch de baluster- en voluutpoot leeft nog voort. Beide typen hebben x- of gaffelvormige kruisen, die vooral bij de voluutpoot met veel lofwerk versierd zijn. Aan de voorzijde prijkt daarbij vaak een rijk gesneden breede sport. De bekleede zitting blijft den trapezium vorm behouden. Haar zitregels, in plan nog recht, worden aan de onderzijde golvend uit gezaagd. De omhooggaande achterstijlen vormen de rugleuning, die een weinig achterover helt. Zij bestaat aanvankelijk uit gedraaide geledingen, die plaatselijk, waar een dwarsverbinding komt, onder broken worden door een „bijgerond huis". 82 Stoelpoot-beëindigingen; le helft 18e eeuw.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 80