nog zoo doctrinair zijn, de eenheid der ambachts- kunsten bleef bewaard, wijl de vormgeving uit eigen scheppend vermogen en niet uit een keuze stelsel van vroegere stijlperioden voortkwam, gelijk dit wel het geval was in de 2e helft der 19e eeuw. Het bednagelvast op den vloer en aan den wand, komt in het kleine burgerhuis of in ondergeschikte vertrekken der groote woning als bedstede nog voor. Ze heeft dan een ointimmering en deuren in samenhang met de omgeving. Als op zichzelf staand vastgenageld ledikant, deel uitmakend van de betimmering, gelijk in de 17e eeuw, ziet men het niet meer. Het bed als verplaatsbaar ledikant wordt het algemeene rustmeubel, slechts uit het groote ontvangvertrek verdwijnt het in de alcoof. Het ledikant wordt geheel omhuld door gordijnen, die loodrecht afhangen van den bedhemel, welke veelal even groot is als het bed en gedragen wordt door 4 stijlen, of aan de zoldering ophangt. In het eenvoudige huis ziet men het paviljoenbed met kleinen, kegelvormigen hemel, waardoor de gor dijnen schuin omlaag gaan. Bij deze bedvormen komt weinig te zien van het ledikant, zoodat hoogstens het schotwerk van het hoofd- en voeten einde een weinig snijwerk heeft. Belangrijker is de gordijnstof, die varieert van het allergewoonste katoen tot de meest zware zijde. Zoo leest men in den inventaris van een poppenhuis uit plm. 1740 over een „rood zijd (zijden) veldledikant", welke laatste benaming een pleonasme is, gezien dat lit de camp reeds het woord veldbed inhoudt. Deze 73 1. VAST MEUBEL

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 71