Het zitmeubel bij uitnemendheid is de bekleede stoel met rug, en al of niet met armleggers. De laatste duiden op een zekere voornaamheid van de persoon die er op mag zitten. Waar met den groei van een regentenpatriciaat het deftigdoen was toe genomen, leefde in het zitmeubel zich iets uit van de neiging naar het representatiegevoel. De allure hiervan was uit Frankrijk overgewaaid. Daar toch was de hofetiquette ongemeen hoog opgevoerd. Zoo mocht een hertogin, op bezoek bij een princes, in een fauteuil plaats nemen, maar kwam de koning, dan moest zij op een tabouret gaan zitten. Een weerspiegeling van dien geest, zij het meer in het deftig burgerlijke, vindt men ook bij ons. Alles was daar voornamer, weidscher en luxueuser gewor den, wat voor dit meubel beteekent: zwaarder van kleur, glimmender van oppervlak en rijker van be kleeding. Het eikenhout is vervangen door noten hout, waarna palissander-, kersen-, pruimen- en beukenhout in aanmerking komen. Voor de beklee- dingstoffen bedient men zich bij de eenvoudige meubels van katoen, damast, saai en laken; de rijkere bekleedt men met trijp (wolfluweel) ge schoren of geperst met zware Lodewijk XIV bloem- patronen, zijfluweel en gobelins. De bekleeding wordt zoowel op singels als op planken aange bracht met koehaar als opvulling. Men hecht ze met koperen nagels vast, kleiner dan vroeger, wijl men passement en franje gebruikt. De mattenbekleeding, zooals wij die in het heden nog zien bij de boeren- stoelen, is bij eenvoudige stoelen veel in gebruik. Daarnaast komt een fijnere bespanning met ge- 44 4. ZITMEUBEL

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 42