lichamen vervaardigd, dan wel gestoken in den vorm van prismatische lichamen, die naar onder toe verjongen en al of niet met lofwerk versierd zijn. Aan het begin en einde, doch ook wel op de por talen zijn de trapboomen en leuningen vergaard in een trappaal of hoofdbaluster, die op zijn beurt met gesneden lofwerk versierd kan zijn. De eischen om behagelijker te wonen worden ster ker naar mate de rijkdom toeneemt. „De wooning self is verdeelt m groote stucken kamers), seer curieus uytgewerckt, soo van gecompprteerde en bekleede Solders zolderingen), van diverse Meesters heel fraey geschildert en verguldt zegt Vingboons. Naar gelang der bestemming ó'nderscheidt men de woon-, eet-, ontvang-, kunst- en slaapkamer, die elk haar eigen aankleeding hebben. Voorts spreekt men sinds het laatste derde deel der eeuw van een „theesalet", nadat het theegebruik sterk was toe genomen in de gegoede kringen. Hoewel thee reeds vóór het midden der eeuw uit China en Japan was meegebracht, wordt in 1667 de eerste belangrijke landing door de O. I. compagnie hier aangevoerd. Zoo vermelden inventarissen: „proper ingelegde, Chineesch verlakte, met zilver en perle d'amour ingelegde theetafels", of een „hoeck-theebuffet van costelyc hout". Ook de gewone burger richt zijn „theecomtoorke" in of drinkt het vocht in het voor huis, gelijk het kluchtspel „De Meiavond" zegt: „Hoe dat je met mekaer in 't voorhuys op een theetje, Of in 't salet daernaest en steeds door de glaesen siet." 28 6. WOONVERTREK

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 26