In dezen tijd nu het marmer meer in gebruik komt, gaat men dit imiteeren in schilderwerk. Zelfs bij monumentale bouwwerken, wij denken aan het bovendeel der Burgerzaal van Jiet Amsterdamsche Paleis-Raadhuis zijn hiervan toepassingen. Tes- sin zegt in zijn reisverhaal over dit „marmeren" dat hij in een huis een schoorsteen zag met: „unten zarste marmorne colonnen, undt oben fingirte, die ich nicht habe, weder an glantz noch marbriren, von ein ander kennen". In het huis van den gezeten burger wordt de gang thans een eigen architectonisch onderdeel. In de lengte wordt ze op bepaalde plaatsen bij de trap, het binnenplaatsje en het achterhuis onderbroken door poortopeningen in steen of hout, waardoor accenten ontstaan. De vloer bij eenvoudige huizen nog van hout of met roode plavuizen belegd, wordt in wat grootere wo ningen met witte en zwarte marmeren tegels dam- bordsgewijze geplaveid, en in de patriciërswoning komen witte geaderde marmeren platen. De wanden blijven vrijwel nog wit gepleisterd en hebben vaak een plint van blauwe of bonte tegeltjes groot 0,13 x 0,13 M. De deuren worden daarbij sterker geaccentueerd door halfzuilen of door pilasters met bloemslingers, waarboven een hoofd gestel, al of niet met fronton, het geheel bekroont. Doen ze dienst als afsluiting van een trappenhuis, dan hebben ze soms met rijk lofwerk gesneden bovenlichten. Een enkele maal zijn op de muren wandschilderingen op linnen aangebracht, gelijk in de groote kamers. Zoo zegt Vingboons als hij 26 4. GANG

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 24