werk getuigen hiervan. Mogelijk dat de vroegste pogingen in die richting te zien zijn in plastische uitingen, maar spoedig komt men tot versiering van vlakken door indrukking of inkrassing en wordt de kiem gelegd tot het maken van ornament. Zoo ontwikkelt zich in den loop der jaren een schier eindelooze reeks van uitingen, wier karakteristiek wisselt met de tijden, zoodat wij het stijleigen van een bepaalde periode langs dezen weg leeren ken nen en de voorwerpen kunnen dateeren. De profileering wil in het algemeen de beëindiging der deelen, waaruit een voorwerp of bouwlichaam is opgetrokken, een verfijning geven. Werd dit vroeger verkregen door een scherpe kantigheid, na 1650 komen zwaarder vormen, die sterk oploopen of diep ingesneden zijn, waardoor zij vaak het ge voel van opeenstapeling van lijstwerken opwekken. Hierdoor zullen licht- en schaduwpartijen geheim zinnig in elkaar vloeien, zoodat toon- en kleur waarden, evenals in de min of meer barokke schil derkunst dier dagen, de aandacht vragen. Zoo doende dient het profiel niet meer om de deelen architectonisch af te scheiden, doch veeleer om ze plastisch en picturaal in elkaar te doen overgaan. Vergeten wij niet, dat ragfijne profielen eens de trots van den schrijnwerker niet in fineer uit te voeren zijn, vandaar dat zware „beulingen" van halve- en driekwart ronde hollelij sten, benevens bol en hol in elkaar golvende „ojieflijsten" algemeen in zwang zijn. Teneinde hier en daar "pikante licht- 23 Profielen van Deulinglijsten; 2e helft 17e eeuw.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 21