voorbeelden toont (plm. 1660) het Trippenhuis te Amsterdam, waar zij aangeduid wordt als allecova (Spaansch: alcoba tent of huisje). Is het huis dieper, zoo volgt een binnenplaatsje met daarachter een kamer, waaronder soms de keuken of„koocken" zich bevindt. Tot dusver hebben wij op het oog gehad het „enkelhuis", twee vensters en een deur breed, maar in dezen tijd ziet men ook het „dubbel- huis" zich ontwikkelen. De gevel wordt dan min stens vier, maar veelal vijf vensters breed, zoodat de deur die bij het enkelhuis opzij staat, thans in het midden is geplaatst. Bij deze huizen ontwikkelt zich onder Franschen invloed een meer zelfstandig trappenhuis, dat een nieuw architectonisch moment in de Nederlandsche bouwkunst wordt. Achter zoo'n trappenhuis ligt een groote kamer soms „daegskamer" genoemd, grenzend aan de „sale". Veelal doei deze dienst als eetkamer, hoe wel bij gegoede families nog vaak in de groote keuken gegeten wordt, om de „mooie kamer" te sparen. Een zelfde indeeling als bij den begane- grond vindt men op de verdieping, daar de muren omhoog gaan soo dat alles op syn eygen fondamentsmueren staat en 't behoudt van een huys is", gelijk Philips Vingboons schreef. Op deze ver dieping zijn slaapkamers en soms kwam een af zonderlijke kraamkamer voor, die ook als logeer vertrek dienst deed. Tenslotte bevinden zich op de tweede of zolder-verdieping de linnen- en mangel kamer, slaapkamers voor gedienstigen en berg ruimte. Daarboven ligt de vliering, waar hout en turf geborgen werd direct onder het dak. Beschouwt men den plattegrond dezer heerenhuizen, zoo valt het op, dat een streven zich openbaart om de in- 15

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 13