handel en nijverheid verminderden gestadig. De O.-I. Compagnie nam wel sterk in bloei toe en bracht nog groote sommen in de stad, maar de oorlogen met Engeland veroorzaakten veel schade en de oorlog van 1672 bracht de zinkende stad den genadeslag toe. Ondanks bezuinigingen moest de eene leening op de andere volgen om aan de financiëele verplichtingen der stad te kunnen vol doen. Talrijke klachten over bouwvallige huizen, die gevaar opleverden, bewijzen dat een deel der bevolking behoeftig was. En desondanks legde men in 1686 den eersten steen voor het nieuwe stadhuis. Cl. Bruins in zijn NoordHollandsche Arkadia drukt over dit feit in de volgende woor den zijn verbazing uit: Maar 't geen mij vreemd dunkt is, dewijl haar kas Zo schraal was in die neeringhlooze dagen Van haar verval, dat zij 't heeft durven wagen Een Raadhuis van geen ongemeene praal Te stigten, waar voor de andren altemaal Behalven een, hoe kostlijk, moeten wijken Het werk werd opgedragen aan een leerling van Jacob van Campen, den bouwmeester van het Amsterdamsche stadhuis, Steven Vennekool. Ven- nekool was toen 29 jaar oud. Te Amsterdam heeft hij tal van heerenhuizen gebouwd, waaronder het Deutzenhofje op de Prinsengracht (1695). Hij ontwierp een gebouw dat in zijn totaal indruk veel op Jacob van Campens schepping gelijkt, sober, streng van lijn. Maar het vooruitspringende mid dendeel breekt het sobererondbogen boven deur 75

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 87