HOOFDSTUK VI
HET STADHUIS
lot 1460 schijnt men te Enkhuizen geen stad
huis gehad te hebben; men gebruikte daarvoor
de St Antoniskapel, die bij het gasthuis voor arme
„vremdelingen" gebouwd was tusschen 1394 en
'96; de Burgemeesteren konden daar hun ver
gaderingen houden en de Schepenen hun vier
schaar spannen; het was echter ongerieflijk, want
men kon van het Gast- en Leprozenhuis achter de
kapel in hun vergadering komen en zoo werden
ze door zieken en bedelaars vaak beluisterd. Soms
deed de Schout daarom de rechtbank in herber
gen spannen. Maar in 1460 werd besloten op de
plaats der kapel op de Breedstraat een nieuw
stadhuis op te richten met steenen gevel, een
toren, waarin een uurklok werd aangebracht,
waarvoor men die uit den ouden kerktoren, die
buitendijks stond, te Utrecht liet vergieten. In
1685 bleek het noodig dit oude bouwvallige stad
huis af te breken, om ongelukken te voorkomen.
De plannen voor een nieuw stadhuis werden
grootscheeps opgezet, te grootscheeps eigenlijk,
want hoewel Enkhuizen in het eerste kwart der
XVIIe eeuw bloeide, daarna verliep Enkhuizens
„goudmijn", de haringvangst; ook al zond onze
stad in 164*0 nog ongeveer450 buizen uit, visscherij,
74