HOOFDSTUK I
UIT DE GESCHIEDENIS VAN
ENKHUIZEN
Onder de stille stadjes die zoo vredig liggen
rondom de vroegere Zuiderzee, thans het IJsel-
meer, en die door Henri Havard in 1875 zoo on
hoffelijk „les villes mortes", de „doode steden"
genoemd zijn, is Enkhuizen een juweeltje, beter
gezegd, een juweelenschrijn, dat kleinooden als de
Zuiderkerk, het Stadhuis, deWesterkerk,deWaag
bevat. Dood? Ja, het hedendaagsche leven bruist
er niet, maar historie en schoonheid leven er ge
lukkig nog en die willen we met onzen lezer na
gaan en bezien.
Wanneer we ons met de geschiedenis van Enk
huizen gaan bezighouden, staan we voor een
vraagstuk: Waar komt de naam „Enkhuizen"
vandaan? En als we in de „Historie der vermaer-
de Zee- en Koopstadt Enkhuisen" door Geeraerdt
Brandt, nog altijd de rijkste bron voor die oude
geschiedenis, die „in Enkhuisen den 11 van Wyn-
maendt des jaers 1666" bij den drukker Egbert
van den Hoof verscheen, gaan snuffelen, dan
blijkt al dadelijk, dat de geleerden het hierover
niet eens zijn, wat den geleerden trouwens vaker
overkomt. Hadrianus Junius van Hoorn, „de ge-
leerdtste van alle Nederlanders naest Erasmus",
9