de Latijnsche opschriften aan, in de Chirurgijns- kamer: „Honora medicum propter necessita- tem", d.i.: „Eer den medicus om zijn onmisbaar heid", en: „Scientia medici extollit caput illius atque ille potentibus admirationi est", d.i.: „De kennis, die de medicus bezit, verheft hem zei ven en door de mannen van invloed wordt hij bewon derd". De overlieden, menschen van gewicht, moesten in de vensters der kamer hun in glas gebrandschil derde wapens doen aanbrengen; men treft ze er nog in vrij goeden staat aan. Gedurende een paar eeuwen hield het Chirur- gijnsgilde in deze bovenzaal der Waag zijn col leges en bijeenkomsten. In den Franschen tijd werd het gilde opgeheven: de geneesheeren oefen den voortaan de heelkunde uit: de voormalige chirurgijns werden weer barbier: de nieuwe kre gen een betere wetenschappelijke opleiding. Tot ongeveer 1820 kwamen de geneesheeren hier nog hijeen; daarna raakten de ineenloopende vertrek ken in verwaarloosden toestand; in 1910 is de „Gildekaemer" weer zooveel mogelijk in haar vroegeren toestand hersteld; nog altijd roepen het spreekgestoelte en het demonstratiebord door hun snijwerk, de eiken paneelbetimmering van het neven vertrek je, de raamkalven, de schoorsteen- raveling, waaronder de namen der overlieden van het gilde in 1775 en de spreuk: „omnibus hic mutae praecellunt artibus artis", d.i.: „de beel dende kunsten overtreffen hier alle kunsten", de 61

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 69