In de Zuiderkerk treft men, zooals in alle Mid-
deleeuwsche kerken, vele grafzerken aan. Eeuwen
geleden reeds was het gebruikelijk op het kerk
hof, nabij de kerkmuren of binnen de kerkmuren,
in gewijde aarde, te begraven. Van dit laatste
voorrecht was het stoffelijk overschot van
zelfmoordenaars, drenkelingen, terechtgestelden,
zwervers en onbekende zeelieden uitgesloten; het
kreeg vaak een plaats in een verstoken hoekje van
het kerkhof, dat 't „ellendige kerkhof" genoemd
werd. Het lijk van gehangenen bleef meest op het
„galgeveld". Pas in 1795 werd bij decreet vast
gesteld, dat het begraven in kerken niet meer ge
oorloofd was. In Enkhuizen werd toen vooral op
het kerkhof begraven, dat zich om de kerk be
vond. Eerst in 1830 is het plan aangenomen tot het
aanleggen van een openbare begraafplaats in een
der bastions.
Het trekt onze aandacht, dat in Zuider-, zoowel
als in Westerkerk alle grafzerken met het hoofd
eind naar het westen liggen. Prof. Moll in „Ker
kelijk Leven" verklaart dit in verband met de
christelijke, middeleeuwsche mystiek. Beide ker
ken zijn trouwens in wat men „de heilige linie"
noemt gebouwd, in de richting oost-west, eveneens
volgens mystieke motieven. De oostelijke ruimte
was bestemd voor het koor, waarin het hoogaltaar
zijn plaats had; aan het westelijk einde behoorde
de toren geplaatst te worden. „De oude Christe
nen", leest men bij prof. Moll, „waren gewoon om
onder het bidden het aangezicht naar het Oosten
35