verschillende tafreelen der gewelfschilderingen. In vroeger tijden schijnt het in de bedehuizen wel eens rumoerig toegegaan te zijn. Daarvan getuigt een bord in deze noordelijke kapel of Kruiskamer, waarop men een ordonnantie van Schout, Bur- gemeesteren en Schepenen van Enkhuizen leest, uitgevaardigd 16 Januari, 1594, waarbij gemeld wordt, dat „van nu voortan nyemant tsy Jonck ofte Out hem sal vervorderen in de kercken deser stede te lopen, rasen, stoeyen, getier ofte onbe- hoorlycke geluyt te maken ofte eenige andere Insolentie te bedriven, op poene (straffe) vant opperste cleet van de gebrekende ofte thien stuy- vers daervoore". Het was op gelijke straffe ver boden met krijt, houtskool of ander materiaal op een muur of zuil, op banken of houtwerk in de kerken te schrijven, en evenzoo met slijk, steenen of andere materie tegen de kerkramen te werpen, de gebouwen en kerkhoven met drek of vuilnis te verontreinigen op boete van drie ponden; wat de kinderen misdeden zou op de ouders verhaald worden, op vertoon van het „opperste cleet" van den overtreder. Ook de Middeleeuwsche jeugd was dus baldadig; en dan klagen we nog wel over onzen tijd! Er gebeurden soms nog gevaarlijker dingen! Het was eveneens niet geoorloofd met vuurroer of boog op de kerk en het kerkhof te schieten, ook op boete van drie ponden. Men mocht ook niet straffeloos op het kerkhof kleeren bleeken, op boete van tien stuiver. Deze boeten waren voor de 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 31