vaderen uit de hel; de Opstanding; de Grafleg
ging; de Kruisiging; de Geeseling; de Doornen
kroning; de bespotting. En aan den ramenkant:
de Duivel in de hellepoort; Eliah, in den wagen
met vurige paarden bespannen, laat zijn mantel
op Elisa vallen; Mozes ontvangt de tafelen der
Wet; Abraham uit Ur der Chaldseën verlost;
Simson draagt de poorten van Gaza weg; Jonas
door het zeemonster verslonden; de serpent-bij
ting; Isaac draagt het hout voor zijn offer; de gee
seling van Job; de bespotting van Elisa; Hur door
de Joden gehoond. De „Spieghel" doet ons begrij
pen, dat de rijkgekleede man, die, met een zwaard
omgord, neerknielt, en wien God uit de hemelen
de hand reikt, als voorspelling van de verlossing
der heilige vaderen uit de hel, Abraham is. Het
„Speculum" verhaalt, dat Ur, dat is het vuur,
door de Chaldseën als een god vereerd werd.
Abraham die dit niet wilde werd in het vuur ge
worpen, maar de ware God, dien hij aanbad,
redde hem barmhartig uit het vuur. De schilder
heeft niet getrouw den loop der gebeurtenissen
in Jezus' leven gevolgd in de voorstellingen aan
den zuilenkant. Hij laat Jonas uit een koggeschip
met gebroken mast werpenboven de graflegging
verrijst bij hem een kruis; de kruisaflating ont
breekt. De kunstenaar verrast den beschouwer in
de voorstelling van de graflegging, waarbij hij
ook een vrouw gevoegd heeft, door de teekening
van zijn koppen, in zijn „Abraham" vooral door
de patronen van zijn stoffen. Behalve den „Spie-
21