ken en uitgewischt". Drie eeuwen bleef dit schil
derwerk aan de blikken der kerkgangers onttrok
ken. In 1903 vatte een toenmalig kerkvoogd, de
heer J. W. Lakenman, het plan op, pogingen te
doen om dit kunstwerk door verwijdering van de
verflaag te doen blootleggen. Onder leiding van
een commissie vingen deze werkzaamheden in
1910 aan; na jaren zijn de bijbelsche voorstellin
gen aan het licht gebracht, waarvoor, volgens de
nasporingen van wijlen prof. dr Jhr J. Six, de
stof ontleend is aan de houtsneden in het „Spe-
culum humanae salvationis" van Berjeau, van
welk werk in 1483 een hollandsche uitgave be
zorgd was door Joan Veldener te Kuilenburg,
onder den titel „Spieghel onser Behoudenisse".
Na een proefneming werd door een Enkhuizer
schilder, den heer S. Vijselaar, de harde drie
dubbele laag olieverf met een schraapijzer ver
wijderd. Er was een begrooting opgemaakt, die
in de duizenden liep, terwijl de kerkeraad er
slechts evenveel honderden aan kon besteden.
Maar men verkreeg de medewerking van het Rijk,
het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap en
de Vereeniging „Rembrandt". Er werd niets bij
geschilderd; alleen werden de gevonden over
blijfselen door lakken beter zichtbaar gemaakt.
Ook de balken en karbeelen werden van verf ont
daan: zoo prijkt nu de bekapping met de statige
pracht van oud eikenhout. In het „Bulletin van
den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond"
schrijft prof. Six onder anderen: „Meer ziet men
18