Statuten van Vrijheden en rechten van oordeel,
gegeven onse goede luyden van Enchuysen, be
loven wij voor ons ende onse nakomelingen vast
en gestade te houden". In 1309, verzamelde Wil
lem III in deze streek troepen voor een tocht naar
Friesland aan de overzijde van de Zuiderzee; hij
is, volgens den kroniekschrijver Winsemius „al
hoewel jonck van jaren, buyten twijfel na die
maniere van sijn Voorsaten, behept geweest met
die begeerlyckheyt van den Landen van Oost-
Vrieslandt". De Hollanders trokken Gaasterland
door naar Stavoren, maar waren gedwongen van
hun plannen af te zien. Toen wilden de Wester-
gooërs wraak nemen, togen naar Enkhuizen, dat
ze in brand staken en plunderden. De Enkhuizers
lieten dat niet op zich zitten; zij wierven een aan
tal brandstichters aan, die in Friesland stinsen en
huizen in vlammen deden opgaan, waarna weer
Heer Beyma, een „man van haestigen en wraeck-
gierighen gemoede" met vrijwilligers naar Drech-
terland overstak, en daar een groot aantal huizen
in brand liet steken. Van den strijd tusschen de
Schieringers en Vetkoopers in Friesland, enkele
jaren later, meenden de Hollanders gebruik te
moeten maken om een inval in het land der Frie
zen te doen. Maar dit kwam Enkhuizen en Medem-
blik weer op een plundering te staan.
De „grouwelijke tweespalt" van de Hoeksche en
Kabeljauwsche partijen, omstreeks 1350 opgeko
men in onze gewesten, vond ook zijn weerslag in
Enkhuizen. „De vergiftige invloeying van dese
13