zag op, die de grafelijke sloten aanvielen en ver
nielden behalve dat van Medemblik. Nadat Jan
van Henegouwen, die de belangen van Jan I ver
dedigde, de Vlamingen, die tegelijkertijd Middel
burg belegerden, verdreven had, trok hij „verge-
selschapt met Heer Jan van Arkel en Klaes van
Putten", naar West Friesland. Zoo beschrijft de
„Hollandse Rymkronyk" dezen tocht:
„Hi nam dat hi nemen mochte
Met hem Volx, ende volbroehte
Des hi te voren had geacht,
Ende quam met alsulken kracht
Tote Enchusen al dat land,
Daer hi die Vriesen ter were vant.
Daer ghinc hi op mit sinen Lieden.
Die Vriezen cortelic berieden,
Ende ghingen op al dat si mochten.
Nu hoert wat ts Graven lude wrochten.
Si ghingen toe mit groten ghere
Ende wonnen hem of die were
Met crachte ende sloeghen doot een deel,
Ende bamden dorpen al geheel."
Deze dorpen, die door Van Arkel en Van Putten
in brand gestoken werden, waren Enkhuizen en
Gommerkerspel en verderop liggende plaatsjes.
In 1297 was dus de weerstand der West Friezen
gebroken; dit is de eerste keer, dat de naam
Enchusen vermeld wordt.
Graaf Jan II gaf in 1299 een handvest betreffen
de rechten en plichten der bewoners van deze
streek, waarin de bepaling voorkomt: „Dese
12