zend gulden, waarbij de „Kamers" Delft, Rotter dam en Hoorn ver in de minderheid bleven. De O.-I. Kamer had een eigen werf en lijnbaan; zij kreeg in 1681 het Peperhuis in eigendom, dat er nog staat aan den Wierdijk: aan de zeezijde ver toont het twee trapgevels met twee gevelsteenen: op den eenen eèn haringbuis, die zijn bedrijf uit oefent, met het opschrift: „De kost gaat voor de baet uyt"; op den tweeden een schip in den storm; voorts twee leeuwen, twee gevelsteenen met „An no" en „1625". Aan den achtergevel aan de Kade, aan de Oosterhaven, een XVIIIe eeuwschen gevel steen met het monogram der „Kamer Enkhui zen" van de O.-I. Comp. Aan de Oosterhaven vond men vroeger nog een huis met een gevel steen, die de spreuk „Contentement passé ryches- se Anno 1626" droeg; deze steen bevindt zich thans in een gevel aan den Dijk. Hoogstraat 10 vertoont twee topgevels uit de XVIIe eeuw van baksteen. Letten we nog op het Staversche poortje, bij het Peperhuis, op de plek, waar eertijds de sloepen der Oost-Indievaarders aanlegden; het poortje draagt het wapen van Enkhuizen. In de Westerstraat n° 7 een baksteengevel met het jaartal 1592 in de muurankers. Breedstraat n° 79 vertoont een schip en twee cartouches met „Anno 1705". De vervallen gevel Breedstraat n° 32 was een der mooiste van Enkhuizen; het bovenstuk is nog gaaf en een gedeelte van de houten pui; de gevel is in baksteen met blokjes, 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 108