Holland en Dordrecht, elk tusschen twee
maskerons. Het opmerkelijkst is het midden
stuk: de Dordtsche maagd in haren tuin
(vgl. het Duitsche „Zaun"), met in hare
rechterhand het stadswapen. Hieromheen is
een ovaal in een vierkant lijstwerk, waarop
de namen en wapens van een vijftiental Hol-
landsche steden. Waarom juist de wapens
van deze vijftien steden, waaronder vrij ver
van Dordrecht verwijderde en voor een deel
vrij onbelangrijke, op de poort staan afge
beeld, is nog niet opgehelderd. Zie afb. 17.
Uit hetzelfde jaar dateeren nog twee gevels,
die de moeite van het noemen waard zijn. De
eerste, een geschonden trapgevel1), staat op
den hoek van de Voorstraat en den Riedijk,
juist tegenover de plaats, waar tot 1833 het
Melkpoortje stond zie afb. 27)welks naam
nog altijd wordt gedragen door het straatje,
dat hier de Voorstraat met de Merwekade
verbindt. Hij vertoont het gewone Dordtsche
type. Het merkwaardigst is de gevelsteen
met het aardige opschrift:
O.G. no. 87.
74
„AL DIE MIJ HAETTEN
„TEN EN MACH HAER NIET BATEN
„VOORWAER ZIJ SNEVEN,
„SIJ MOETEN MIJ LAETEN
„IN SULCKEN STAETEN
„ALS MIJ GODE WIL GEVEN.
„ANNO 1618".