Deze koperen plaat is van 1572 tot 1843 zoek geweest. Toen werd zij door den toenmali- gen stadsarchitect, den heer G. N. Itz, ont dekt achter eene vuurplaat in de pastorie van de kerk der Oud-Bisschoppelijke clerezy. Deze heeft haar tijdens de restauratie weder aan de Nederlandsch-Hervormde gemeente geschonken en thans is zij sedert eenige tien tallen van jaren weer op hare oude plaats. De plaats, waar de in het opschrift genoem de monstrans was aangebracht, is door lijnen op den pijler aangegeven. Maar wij zijn van ons eigenlijke onderwerp, de gevelsteenen, afgedwaald. De andere van de Spuipoort afkomstige gevelsteen is niet meer ter plaatse, maar in het Museum-Van Gijn. Een steen met een opschrift, waarvan 108 „IN JUNIO OP SINTE PIETERS PAUWELS DACH „SOE WAST DATMEN AL OF VERBERNEN SACH „VAN DER VISBRICK WESTWAERT IN GROTER ARMOE, „VANDEN BEGHINEN TOT DIE VUYL POORT TOE, „SONDER TWEE CAMERS EN OP DAT SELVE PAS „DESE KERCK MET ALDATTER BINNEN WAS „TOT ASSCHEN TOE, COPER, SILVER ENDE GOUT „SONDER ALLEEN DIT WAERDE HEYLIGHE HOUT „WELC IN DESE MONSTRANCY BESLOTEN SY „DUSENT VIERHONDERT EN TWEENTSEVENTIGH DER BY „SOE SCREEFMEN ALSMENT HIER IN DEDE „MET DER TABERNAKEL GHEMACT TESER STEDE".

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 106