„Sint Piter dei
Den grienet de wei
Den bakt mem strou
Den keallet de kou
Den leit de hin
Den het de husman it nei syn sin".*)
Koppermaandag, d.i. de Maandag na Driekoningen
(6 Januari) was eveneens in Hindeloopen een bekende
dag; met welke gebruiken deze dag gevierd werd is
mij nergens gebleken.
Vastenavond met zijn smulpartijen droeg in Hinde
loopen den naam van „Houmanhou", ontleent aan het
refrein der rommelpotliedjes, al of niet met dit instru
ment (hier goefe genaamd) begeleid. In Holland
zong men
„De schout van Leiden, heeft een bult
Ho, man, ho
Die is met ouwe lappen gevuld
Ho, man, ho.
In die dagen hielden de jonge meisjes van Hinde
loopen bijeenkomsten, die ze „bakka" noemden, zoo
genaamd om wafels en koeken te bakken, in werkelijk
heid om de jongemannen door dien geur aan te
lokken. Aldus wordt het ook beschreven in het ge
dichtje van Roosje, waar vier meisjes met vier jongens
vastenavond vieren hetgeen op vaste verkeering uit
loopt.
„Der weêren veuwer jonge vanen
Op Houmanhou oen 't bortedwaen".
Dit „bortedwaen" en het „om boeren" waren twee
Ook moet, volgens het 19e eeuwsch handschrift op het
Friesch Genootschap, waarin de oude vrouw klaagt over het
afschaffen van de oude dracht, een lied bekend geweest zijn,
dat begon met de woorden „Sint Pieter had een oude schuit".
79