te doen te hebben, die met een eiermand aan den arm
liep, en verwijst hij zeer terecht naar de hoogst zeld
zame kaart van Kaerius, den Vlaamschen kartograaf,
waarop precies dezelfde figuur, zij het met zeer lichte
verschillen staat afgebeeld uit het jaar 1610. Echter
moet men volgens Dr Wassenbergh, den Directeur van
het Friesch Museum, zeer voorzichtig zijn met het
hanteeren van den term dienstmaagd bij de 17e eeuw-
sche schilders en graveurs, daar de „femmes de
menage" gewoonlijk zelf ter markt togen voor het in-
koopen van haar huishoudelijke artikelen. De vierde
figuur wordt verklaard als een weduwe met haar schort
over het hoofd ten teeken van rouw, terwijl de vijfde
als ongetrouwd meisje wordt gezien, uit welks kapsel
ongetwijfeld het platte kapsel der meisjes met de
zonnedoek is ontstaan. De kap met het lint er om heen,
die tot aan de schouders raakt heeft veel van de Noord-
hollandsche kap. Deze dracht werd volgens een
mededeeling van een schipper, in 1760 geboren, aan
Halbertsma gedaan, het langst gedragen door oude
vrouwen. No zes is een matroos met een haak in de
hand. In figuur zeven heeft Halbertsma zich ernstig
vergist. Ze draagt rechts de voorvlechter, maar de
groote stellage op het hoofd beschouwt hij als een
tonnemuts, zooals de vrouwen uit Molkwerum nog
lang gedragen hebben. Het is echter niets anders dan
een pot, waarvan de nagels bij nauwkeuriger toezien
goed zichtbaar zijn. Ook bij de achtste maakte hij een
vergissing, waar hij spreekt van een bos biezen, die dit
meisje in den arm zou dragen. De twee laatste per
sonen moeten dan een stuurman met zijn minder
jarigen zoon voorstellen.
Hoe men ook over de verklaring van deze costuums
moge denken en ondanks de vergissingen, die bij de
beschrijving zijn ingeslopen, voor de vergelijkende
costuumkunde biedt deze weer ontdekte afbeelding
wellicht nieuwe perspectieven. Dit is reeds duidelijk
7i