koraaltjes. De baby's werden als elders in luiers gewik
keld, maar hadden van boven al de volledige Hinde-
looper dracht. Op het hoofd twee mutsjes, één wit en
het ander bont, waarop van boven weer koralen en
verder de zondoek met de punten in den hals. Ook een
nauw om het lichaampje sluitende wentke ontbrak niet
met speciaal lange mouwen, die de handjes bedekten,
waarschijnlijk om het krabben in het gezicht te voor
komen. Een foarpelder in het midden met kant be
dekte de borst.
In tegenstelling met het rijke costuum der vrouwen is
dat van de mannen zeer eenvoudig te noemen. De brui
degom droeg een bolronden hoed met breeden rand.
Het gebloemde sitsen vest, dat onder den korten boven
rok uitkwam werd „wolhymd" genoemd en was van
binnen met wit flanel gevoerdde sluiting geschiedde
met zilveren knoopjes. Om den hals droeg hij een
smalle witte das, die door de armgaten weer in het
wolhymd wordt teruggestoken. Twee gouden knoopjes
kwamen boven den boord uit. Tenslotte een korte wijde
broek en als voetbedekking lage schoenen met zilveren
gespen.
Als men aandachtig de kleederdracht der vrouwen be
ziet, dan zal men spoedig ervaren, dat dit niet de dracht
geweest kan zijn uit den tijd, dat de zeemansvrouwen
zich ook nog met het vee bezighielden, dat op de ge
meenschappelijke gronden aan de stadsgrenzen weidde.
Onlangs is er nog de aandacht op gevestigd, dat zij, die
zich met de studie der kleederdrachten inlaten, gewoon
lijk in de fout vervallen de oude volks- en boere-
drachten te vroeg te dateeren of naar een vroegen
oorsprong ervan te zoeken.*)
Halbertsma, dien wij al zoo dikwijls tot getuige moes
ten nemen en aan wiens belangstelling voor en kennis
N. Ottema, Over de Westfriesche boeredracht, West-
Friesch Jaarboek 1941.
69