als men bij een volgende restauratie in Hindeloopen op
dezelfde wijze te werk gaat als in 1937 gebeurde, toen
men een zoogenaamde „achtergevel" (d.i. aan den
waterkant gelegen) ging afbreken om deze aan de
straatzijde op te bouwen.
De Hindeloopers konden als de Venetiërs van Fries
land hun huizen per boot bereiken, want het water
doorsneed het plaatsje overal. Zoozeer was de bevol
king hierop ingesteld, dat er volgens mondelinge over
levering huizen geweest moeten zijn, welke aan de
straatzijde in het geheel geen ingang kenden, zoodat
via den doorgang tusschen twee huizen, welke ook als
waterafvoer diende (wegens het ontbreken van riolee-
ring) de straat bereikt moest worden.
Het huizentype heeft zich ontwikkeld uit een boeren
woning. Tot diep in de 16e eeuw gaan de eerste ge
gevens over de „meenschar", het door de inwoners
gemeenschappelijk bezeten grondgebied rond de stad,
waaruit blijkt, dat tot aan den bloeitijd toe Hinde
loopen aan veeteelt bleef doende schippers, stuur
lieden en matrozen hielden koeien en schapen. In
iedere boedelinventaris komen naast een aantal scheeps-
parten stukken grond in de meenschar voor.
Onder invloed van de verdere ontwikkeling der vracht
vaart en groeienden welstand, kwam aan dit bedrijf
een einde, doordat de vrouwen andere besognes kregen
in haar fraai versierde, doch bewerkelijke binnen
kamers met haar nog schooner, maar ingewikkelder
kleedij. De koestallen verdwenen en de boerderij
maakte plaats voor twee ondervertrekken, waar boven
een lange zolder. Vermeldenswaard in dit verband is
wel het feit, dat uit het bestek voor den bouw van een
predikantswoning in 1626, waaruit belangrijke ge
gevens voor den bouwtrant te halen zijn, blijkt, dat in
den achtergevel een „hoijdoer" moet aangebracht
worden.
Eenige gegevens over het bijna verdwenen huizensoort
36