bij de houtvaart betrokken, (waarvan in 1647/1648 de
schepen gemeten werden) er 262 d.i. 60 uit Fries
land en 137 of 36 uit Hindeloopen waren.
Sprekender nog zijn de getallen van de tolgelden,
welke bij vooruitbetaling te Amsterdam aan den
koning van Denemarken werden voldaan in de jaren
16581665. Van de 763 betalingsposten betroffen 543
d.i. 73 Hindelooper schippers.
Hoe groot ook de invloed van de Amsterdamsche
reeders was, die van Hindeloopen bleven zich zelf.
Door het systeem van de „parten-reederij" waren
schippers, stuurlieden en matrozen zelf voor een ge
deelte bij de onderneming betrokken. Ditzelfde geldt
voor de scheepsbouwers aan de Zaan, waar het
meerendeel der Hindelooper fluiten gebouwd was.
Zelfs in het begin der 18e eeuw woonden een niet
gering getal van de reeders der schepen in Hinde
loopen of elders in Friesland. Van enkele schepen
waren toch de meeste parten in Friesche handen, al
hoorde dat ook tot de uitzonderingen. De scheeps-
parten waren zeer klein, om het even of deze in Am
sterdamsche of Friesche handen waren. Het groote
verschil was, dat vele Amsterdamsche reeders parten
in bijna alle schepen hadden, terwijl de Friesche
reeders maar heel weinig aandeelen bezaten. De klein
heid van de parten er komen zelfs V128 aandeelen
herhaaldelijk voor wijst niet op minder kapitaal-
krachtigheid, doch slechts op voorzichtigheid, daar de
parten-reederij een primitief-assurantiesysteem ver
tegenwoordigt. Door vererving werden deze aandeelen
dan nog steeds weer gesplitst. Van kapitalistische toe
standen is dan nog geen sprake in de 18e eeuw. Hinde
loopen was, economisch gezien, niet geheel afhankelijk
van Amsterdam, daar de scheepsparten in het kleine
stadje regelmatig onder de inwoners verdeeld waren.
In opgaven uit Hindeloopen uit het begin der 18e
eeuw blijkt, dat vele schippers voor hun eigen rekening
26