monie bijeen. „Het Rat van Avontuur", „De Goede
Hoop", „De Juffrouw Sara", „De Propheet Moses en
Salomo's Eerste Gerigt", „De Cameel", „De Fortuyn",
„De Witte Duif", „Abrahams Offerhande", „De
St. Nicolaes", „Sint Pieter" e tutti quanti liggen broe
derlijk en zusterlijk bijeen, gereed om beladen met
haring, genever etc uit te zeilen naar het Noorden en
met hout terug te keeren.
Sommige der schepen bleven des winters in Amster
dam onder de hoede van een Hindelooper, zooals blijkt
uit een klacht van Neeltie Tijsen. Haar man was van
de Oostzee gekomen op Texel, waar zij was heen
gevaren, terwijl zij den sleutel van haar huis aan een
buurvrouw had afgegeven. Met haar man, die als
matroos voer, was zij naar Amsterdam getrokken, waar
zij den geheelen winter op het schip gepast hadden.
Bij thuiskomst was de halve inboedel verdwenen
Amsterdam en Hindeloopen is voor die dagen een
twee-eenheidzij zijn in één adem te noemen. Bij het
uitvaren deed men eerst weer Hindeloopen aan; het
was dan voor de kust van den Zuidwesthoek van Fries
land een drukte van belang. Met kagen en tjalken
„overbrengers en meebrengers" genaamd die de
scheepsproviand aan boord gebracht hadden, keerden
de vrouwen der zeelieden terug na hun mannen een
eind varens uitgeleide te hebben gedaan.
Het victualeeren der schepen moet een niet geringe
bron van inkomsten voor de stad geweest zijn, waarvan
de welvaart ook voor een groot deel afhing, terwijl
later bij opkomende concurrentie Amsterdam met zijn
grooter afzetgebied de voorkeur kreeg.
Om een indruk te geven van het Hindelooper aandeel
in den handel van Amsterdam kunnen het best eenige
getallen dienen. Van de 954 bevrachtingscontracten,
welke tusschen de jaren 1625x®49 xn Amsterdam
gesloten werden, hadden er 126 alleen reeds betrekking
op Hindelooper schippers, terwijl van de 384 schippers
25