HINDELOOPEN,
FRIESLANDS
ELFDE STEDE
Over den ouderdom der Friesche steden valt
bij gebrek aan historische gegevens niet te
twisten. Wanneer echter een veelkleurig
kleed bij voorkeur voor een jongste gereser
veerd wordt, dan zou men zeggen, dat
Hindeloopen terecht als elfde en laatste stad
van het gewest genoemd wordt.
In de bloeiperiode der gouden eeuw trekt
het leven er voorbij in een rijkdom en kleu
renweelde, bont als in een kaleidoscoop. Het
leven in zijn hoogtepunten: bij geboorte, hu
welijk en dood, geschiedde daar in een
eigen voornamen stijl. De wieg van een
Hindelooper is zoo maar niet een biezen
korfje, dat overal elders in het land kon
staan, maar het is een Hindelooper wieg,
een pronkstuk van de binnenkamer. De klee
derdracht is eigen: een van de meest schil
derachtige, welke wij kennen. Ook spreekt
men er een eigen taal, geheel afwijkend van
het Friesch. In zijn woning omringt men
zich met een keur van gebruiksvoorwerpen,
welke stuk voor stuk getuigenis afleggen
van den zin voor het schoone en harmo
nieuze bij de in anonimiteit gehulde am
bachtslieden.
Vanwaar deze uitzonderlijke positie van dit
stadje? De ondernemingsdrang van de in
woners maakte hen reeds in de middel
eeuwen tot vrachtvaarders van de groote
handelsroutes naar het Oostzeegebied. De
Hindelooper volkskunst, waarvoor terecht
heden nog zooveel belangstelling bestaat,
draagt bij alle invloeden van Noorsche voor
beelden bij gebruikmaking van voortbreng
selen uit onze eigen koloniën, toch een geheel
eigen karakter.
Hindeloopen fascineert ons in een Hinde
looper kamer, maar het moet toegelicht
worden door de geschiedenis van de stad,
wier handel en wandel in de archivalia
goeddeels te vinden is. Eerst tegen diens
achtergrond krijgt Hindeloopen het ver-
eischte reliëf. Deze combinatie te vinden zal
het doel zijn van dit nieuwe deel in deze
serie.