est statio nostrarum navium, ubi a ventis quodammodo
tutae sunt (een quasi haven omdat het gewoonlijk de
ligplaats is voor onze schepen, waar zij eenigszins tegen
stormen beveiligd zijn).
Als invalshaven bij stormweer schijnt de baai inder
daad uitstekende diensten te hebben bewezen, als wij
tenminste een verklaring van den sluismeester uit 1642
mogen gelooven. secht de haven van Hindelopen
ende de rede vandien te sijn de bequaemste op de
Friesche custe, connende sulcx getuijgen vele duijsen-
den van menschen, die met hun schepen in tijt van
stormweder hun coers nae deselve geluckelijcken heb
ben genomen ende hun lijff, leven ende goed gesal-
veert, wesende sulcx gebleecken verleden jaere inde
persoon van zijn Excellentie Graeff Willem van Nassou
onsen tegenwoordigen Staathouder ende van te voren
mede in de persoon van sijn heer broeder Zijn Excel
lentie Graeff Hendrick Hoogloffelijcker memorie, die
beijde met hun bijhebbende suijte in een seer extra-
ordinaris ongestuimig weder hun leven, alsoo hun
schipper geen bequamen middel naest Godt conde
vinden om de hooggedaghte heren te brengen in een
gewensten haven, hebben gesalveert."
Uit het voorgaande blijkt duidelijk, dat deze reede
alleszins ongeschikt was om te dienen als winterhaven
voor de schepen. Daarom heeft Poelman*), en op zijn
voetspoor ook anderen, omgezien naar een geschikte
plaats, die daarvoor in aanmerking zou komen. Door
een tiental stukken op te sporen uit de bronnen tot de
geschiedenis van den Oostzeehandel tusschen de jaren
12241480, waarin steeds over Stavoren en Hinde-
loopen wordt gesproken en uit het zoogenaamd ont
breken van Hindeloopers in de Engelsche bronnen
concludeerde men tot een domineerende positie van
Stavoren en werd de veronderstelling, dat Stavoren
die winterhaven was niet al te gewaagd beschouwd.
14
Zie literatuuropgave.