men de beschikking over een haven, als men een uit zondering wil maken voor de latere sluis uit 1701, waar de gewone boeiers en fluiten nooit doorgang gehad kunnen hebben. Bekijk de kaart, welke Jacob van Deventer in 1558 vervaardigde (Fig. 3), en men zal moeten erkennen dat de aan de Oostzijde aangegeven lijn de palissade moet voorstellen, waar ook toen de Hindelooper kar veelschepen, in de natuurlijke baai, tegen storm bevei ligd waren*). Eenige bijzonderheden over het karak ter van die buitenreede kennen wij uit in andere archieven bewaard gebleven stukken. In 1470 laat Hindeloopen in een oorkonde aan Danzig weten, dat „een zekere Pauwel Hoefft mit uns landede ende quam op onze reed, doe begheerde hi leijt (ligging) ende feelichkeit". Zijn schip werd door den magistraat in beslag genomen, onder andere, daar hij zich min achtend over de bewoners had uitgelaten „die Hinde- loopers wasschen mij in den beek, als 't gras doet in de Meie de koe" Hoe weinig rooskleurig de situatie ter reede geweest moet zijn, volgt uit een verklaring in 1599 voor het stadsgerecht afgelegd, waarin te lezen staat, dat „ge- daagdens advocaat A. Hessels opten wech geweest is te scheepe omme te Hindelopen te comen ende heeft doerder harder wint ende cleynicheijt vant water over de zee niet moegen comen ende was niet doer zijn zeericheijt van zijn been gequalificeert om doerden strant te swemmen ende voerts te voet te Hindelopen te comen". Zeer juist noemt dan ook een getuige in een proces over recht op zeevond met den grietman van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde in 1663 het een „quasihaven" want de reede en het „zestrand seer nae bij de stadt leggende behoort onder haar juris dictie. Jae is dieselve reede quasi portus quia ordinarie In den zeeatlas van Albert Hayen (1585) blijkt Hinde loopen achter Vlieland eveneens een reede te hebben. 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 21