de houten of koperen „meikaden"*) gestaan. Deze „aden" waren ondiepe bakken met platte randen, waarin de melk moest staan om te roomen. Overdag waren de luiken - gesloten, 's nachts geopend om te luchten; in den kelder bevindt zich een waterput, waaruit bij warm weer het water genomen kan worden om de melk te koelen. Thans is hier van geen sprake. Aan het inwendige is veel veranderdde onderkamer gehalveerd tot keuken en woonkamer. Tot onze ver wondering troffen wij in deze achterkamer aan den zolderbalk en ook in de bedstede, juist zoo'n gezwikte boog aan als aan den deurdorpel. Den meesten indruk maakt het huis echter, wanneer men van den dijk de bovenwoning binnenkomt. Aan het einde van de vrij breede gang, thans erg verzakt, betegeld met estrikken, trekken allereerst de geprofi leerde balken de aandacht en het in de gang uitge bouwde spiltrapje (Fig. 13), benevens een oude frie- sche klok, spaarzaam verlicht door een klein venster. De vroegere schoonheid van dit huis spreekt wel het duidelijkst in de bovenkamer aan de dijkzijde. Een prachtig gesneden, deels eiken bedschutting, thans bruin-grijs geschilderd, levert een vermoeden van den vroegeren rijken inboedel. De geheele tegelwand is nog aanwezig en bedekt den „spijskelder", welke zijn ingang heeft naast de bedstede en daar geheel onderdoor loopt. Het beschilderde bedschut, dat hier vroeger was, is thans in het Openlucht Museum te Arnhem. Het zou een daad van juist inzicht zijn, wanneer dit huis zooals het nu ligt, voor de uitoefening van een bedrijf weinig geschikt gerestaureerd werd en op nieuw met zijn oude illustre betimmering en andere „membra disjecta" van Hindelooper kunst werd uit- S. J. van der Molen, Het Friesche Boerenhuis. Van Gorcum Co., Assen 1942. 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 112