78
blad hebben opgehoopt. Dit alles staat dan ook in ver
band met het verkleuren der boomen in den herfst en
het geheel wijst er op dat er in de kruinen van de
boomen iets gebeurt eer deze de winterrust ingaan.
Daar er in den herfst geen suiker en geen zetmeel meer
wordt gemaakt, behoeven de bladgroenkorrels geen
dienst meer te doen. Ze verschrompelen terwijl twee
gele kleurstoffen, het xantophyl en het carotine voor
het groen in de plaats komen. Hierdoor ontstaan de
prachtig gekleurde gele bladeren, zooals bijvoorbeeld
de Eschdoorn ze heeft. Deze gele kleur wordt nog ver
sterkt door de kleur van de celwanden die zelf ook een
lichtgele tint hebben. Later verandert dit heldergeel
door verdrogen en verschrompeling in een meer bruine
tint.
Er zijn echter ook een aantal boomen en struiken,
zooals de wilde wingerd en de Amerikaansche eik, die
prachtig wijnrood verkleuren. Hier worden de gele
kleurstoffen door de roode, het anthocyaan over-
heerscht. Of deze mooie herfstkleuren slechts de af
braakproducten zijn die in de welkende bladeren ont
staan of dat zij ook nog van eenig nut zijn voor de
plant weet men niet precies. In elk geval zijn ze een
teeken dat er in het blad iets gebeurt en dat dit van
niet geringe beteekenis is bewijzen de herfststormen die
de bladeren uit de boomen rukken. Er moet dus iets in
de structuur van blad en bladsteel zijn veranderd, want
zelfs een cycloon in den zomer is niet in staat de
bladeren uit de boomen te schudden. Heele takken
kunnen door een rukwind uit de boomen worden ge
knakt, maar de bladeren blijven alle muurvast zitten.
In den herfst moet dus het verband tusschen boom en
bladeren losser zijn geworden. Inderdaad wordt tus
schen twijg en bladsteel in het begin van den herfst
een laagje van een paar cellen gevormd, dat b.v. bij
de paardekastanje met het microscoop heel duidelijk
is te zien. Daarnaast wordt aan den kant van de twijg