overal precies aan de werkelijkheid. In de omgeving
van Denekamp, Winterswijk en de Plasmolen bestaan
bosschen waarin de beuk in veel grooter getale voor
komt. Dit is misschien te wijten aan de grooter kalk-
rijkdom van den bodem daar. Wij vinden daar dan als
planten lievevrouwebedstroo, gele doovenetel en een
zeldzame orchidee het vogelnestje, Neottia nidus avis.
In het centrum van ons land, in de Geldersche Vallei,
daarentegen ontbreekt juist overal de haagbeuk, hoe
wel hij wel voorkomt in de heggen van de oude hessen
wegen. Misschien is dit ontbreken te wijten aan het
verarmen van de levensgemeenschap door toedoen van
den mensch.
Het is natuurlijk een interessante bezigheid de bosch-
resten in ons land op te sporen en te trachten ze te
reconstrueeren, maar het is geen werk, dat door leeken
kan worden verricht. Er is een zeer groote floristische
kennis voor noodig; bovendien inzicht in den bosch-
bouw, bodemkunde en kennis van plantenphysiologie.
De wandelaar, die voor zijn pleizier het land doorkruist
zal dus ter plaatse geen oorspronkelijke bosschen kun
nen opsporen, maar hij zal misschien met behulp van
het bovenstaande toch in groote trekken een boschge
meenschap kunnen herkennen. Daarbij zal hij zich ech
ter vast en zeker wel eens hier en daar door onze voor
ouders laten beetnemen. Wandelend in het Baarnsche
Bosch zal hij meenen met een eerbiedwaardig beuken
bosch te maken te hebben. Bezichtigt hij echter den on
dergroei, dan bloeien daar in het voorjaar geen anemo
nen, maar groeit er hier en daar de struikhei, de
blauwe boschbes, de smeele, planten dus, die in het
eiken-berkenbosch thuishooren. Bovendien is de bodem
hier en daar kaal en ontbreekt hier dus ten eenenmale
de rijke ondergroei van het echte beukenbosch. Het is
dan ook geen echte levensgemeenschap, maar een beu
kenplantage uit de 18e eeuw. Prof. Dr. Th. Weevers
geeft hier in de Levende Natuur een duidelijke be-
72