47
Een struik die eveneens zeer geschikt is voor heggen is
de sleedoorn met zijn op sneeuw lijkende bloemen. Deze
komen te voorschijn, nog voor de bladeren zijn ontloken
en zoo'n bloeiende heg vormt dan in de verte witte
feestelijke plekken en randen langs den ruigen beploeg
den grond. Door den dichten groei, de venijnige doorns
en geringe eischen die hij aan den bodem stelt is de
sleedoorn een echte heggestruik, die, evenals de mei
doorn, in de uiterwaarden wordt gebruikt. In den
winter levert hij blauwzwarte „pruimen", die echter
zeer wrang zijn van smaak, na de vorst echter consu-
mabel worden. Vooral in het Oosten van ons land, in
Twente, en in het Zuiden is hij in het voorjaar met zijn
zwarte takken en lichte bloesem een sieraad in het land
schap. Nog te weinig bekend, want bij menigen reiziger
die hem witbloeiend in een heg zag staan rees in de
afgeloopen jaren de vraag„of er nog sneeuw op de
heggen ligt."
Een even korte, hevige vreugde bieden ons de „krenten-
boomen", die door de reclame van de laatste jaren nu
bijna aan iedereen bekend zijn. Een tocht naar de kren
tentuinen van Dwingeloo staat evenals een tocht naar
de bollenvelden op menig fiets-, wandel- of autoplan in
het voorjaar. Dit krentenboompje, Amelanchier cana-
dense, is een Noord-Amerikaan die echter in de acht
tiende eeuw al is ingeburgerd. Hij komt thans verwil
derd voor, maar wordt gelukkig hier en daar nog al eens
aangeplant en beloont deze moeite met milden bloei in
het voorjaar en met blauwzwarte „krenten" in den
herfst.
Nog familie van den krentenboom is de vogelkers
Prunus padus. Dit is een struik die heel hoog kan wor
den, breed uitstoelt en veel schaduw verdraagt, zoodat
hij nogal eens als onderhout in het bosch wordt aan
getroffen. Nog meer wordt echter tegenwoordig op ont
ginningen de Amerikaansche vogelkers, Prunus seroti-
nus, gebruikt, omdat deze struik in tegenstelling met