HOOFDSTUK V
STRUIKEN, HEGGEN EN HAGEN
I n een boekje over onze boomen behoort ook een klein
plaatsje gereserveerd te worden voor onze struiken,
want al kunnen in een paar bladzijden niet alle heesters
van ons land worden genoemd, tot hun recht moeten ze
toch komen. Het gaat niet aan de prachtige meidoorn
in de duinen, de sleedoorn in de heggen, de rozen, de
oude klimop of de geurende kamperfoelie zoo maar te
negeeren. Alle hebben ze min of meer aandeel in den
opbouw van het landschap, vooral als ze dienst doen als
heggen en hagen langs weiland en bouwland, als stof
feering van den loop van een beek, zooals dat in
Brabant en Limburg en de Achterhoek het geval is.
Om te beginnen moet dan een eeresaluut worden ge
bracht aan den hazelaar, niet omdat hij zulke lekkere
noten levert, maar omdat hij zoo bijzonder vroolijk zijn
katjes laat wapperen en zijn wolkje stuifmeel zoo opti
mistisch in Januari of Februari de lucht inzendt. Voor
onze bosschen is de hazelaar van weinig beteekenis
omdat hij nogal veeleischend is en het vrij zachte hout
niet zoo waardevol is, al wordt het door kuipers graag
gebruikt en al brandt het uitstekend. Maar behalve om
zijn herautenrol in het voorjaar is de hazelaar ook be
roemd om zijn idealen struikvorm wanneer hij vrij mag
uitgroeien. Stevigheid van stammen, sierlijkheid van
wijduitloopende twijgen gaan samen en het is een lust
naar dezen volmaakten heester te kijken. Hij is nogal
lastig wat zijn eischen betreft, komt liefst voor op voch-
tigen humushoudenden grond. Zijn vruchten zijn maar
klein, onze gekweekte hazelaar die goede vruchten geeft
is meestal een kruising van den gewonen hazelaar met
den Lambertusnoot, Corylus maxima.
Met den tweeden prijs gaat misschien de ouderwetsché
vlier strijken, vooral wanneer hij als geweldige struik
45