mag zijn. Hier en daar, b.v. in het Staatsnatuurmonu-
ment Kiploo, een onderdeel van de Staatsbosschen in
het Lheebroeker zand, worden de jeneverbessen tot
boomen. Ze staan daar dicht bij elkaar en vormen reus
achtige muren. Ook op de Veluwe en in sommige zand
verstuivingen groeien zij op tot reusachtige gevaarten,
die spookachtige gestalten aannemen en het landschap
een zeer eigen, ruig karakter geven. Zoo spookachtig
vreemd waren deze wakels dat zij aanleiding hebben
gegeven tot allerlei bijgeloof. Zoo meende men dat
het een onvergeeflijke zonde zou zijn het levende hout
te koopen. Het karnhout van een boterton maakte men
graag van oud jeneverbessenhout. Bij het boteren der
melk was dan tooverij van te voren geweerd.
Soms vinden we dan ook nog op oude boerenerven
naast de traditioneele vlier en taxus een jeneverbes
als afweermiddel tegen spook en tooverheks.
Zoo heeft dus het naaldhout uit andere streken een
groote plaats in ons land ingenomen. De taxus heeft nog
maar een kleine plek waar hij groeit, de den verdween
maar keerde terug als cultuurboom, de jeneverbes
slechts is de eenige oorspronkelijke conifeer, die ons
vanaf het begin trouw bleef. Daarnaast leven dan in de
duinen, op de Veluwe en in bijna al onze provincies,
ook in tuinen en parken de exotische naaldboomen die
hoewel ze vreemdelingen zijn, toch ons land sieren.
44