„Naaldhout is, in tegenstelling tot loofhout, altijd
groen". Inderdaad behoort een den nooit kaal te zijn,
hetgeen echter niet wil zeggen, dat naaldhout nooit iets
van zijn naaldenpracht verliest. De dorre bodem, bedekt
met een laag grauwe naalden, weet daar meer van te
vertellen. Onze coniferen laten dus wel degelijk hun
naalden vallenzij doen dat echter niet in den herfst,
maar in dan zomer als de bladeren van den eik, den
beuk, den iep, de linde volwassen zijn geworden en een
dicht bladerdak hebben gevormd. Dan strooien de
dennen hun naalden op den grond, maar doordat de
nieuwe naalden dan al volwassen zijn blijft de boom
toch zijn donkergroene kleur behouden. Vaak ook
blijven de naalden langer dan een jaar aan de takken
zitten, maar dat hangt af van de gezondheid van den
boom en van de meer of minder gunstige standplaats.
Jonge boomen behouden hun naalden het langst, hoo
rnen, die in de duinstreek het ruwe klimaat moeten trot-
seeren, houden hun naalden één, hoogstens twee jaar.
De Oostenrijksche den is ook daarin alle andere de
baas.
Wanneer de naalden van de dennen in staat zijn jaren
lang aan regen en kou, droogte en wind het hoofd te
bieden, moeten ze er wel uitstekend op zijn ingericht
deze gevaren te trotseeren. Die naalden zijn dan ook op
allerlei manieren versterkt, de vaatbundels liggen in het
midden en zijn omgeven door een laag van groote cel
len en vaak bezit ook de opperhuid versterkingscellen.
De grove den bezit deze niet maar de wanden van de
opperhuidcellen zijn daarentegen heel dik. Bovendien
worden zij nog gesteund doordat er een aantal harska
nalen vlak tegenaan liggen. Deze opperhuidcellen en
steuncellen zijn wit en daardoor ontstaan op de naald
van de grove den de witte strepen, die samen met de
was de mooie, blauwgroene kleur geven.
Vooral aan jonge coniferen is het aardig de ontwikke
ling van de naalden te volgen. De zaden ontkiemen in
41