van één enkelen orkaan, maar in tientallen jaren ontstaan. Eigenlijk is de grove den op de jeneverbes en de taxus na de eenige inheemsche naaldboom van ons land, hoewel hij toch in de 17e eeuw tegelijk met de spar, is ingevoerd. Pinus silvestris behoorde reeds in den voor- historischen tijd tot de boomen, die in ons land een groote plaats innemen. Het kienhout, dat uit ons veen is opgedolven, levert hiervoor het bewijs, maar ook de aanwezigheid van stuifmeelkorrels in oude veenlagen verraadt, dat de den hier niet sporadisch, maar in grooten getale voorkwammen spreekt zelfs van een „dennentijd". Ten tijde dat het landijs zich terugtrok, ontwikkelde zich ook in onze streken een arktische toendra, die na verscheidene tientallen van eeuwen langzaam veranderde in een grassteppe. Hierin drongen op den duur de boomen binnen, die zich tot bosschen aaneensloten. Men neemt aan, dat eerst de berk arri veerde en dat deze op den voet werd gevolgd, later zelfs werd overheerscht, door den den. Deze hypothese kon men opstellen naar aanleiding van het feit, dat groote hoeveelheden stuifmeelkorrels van de den en andere boomsoorten in uitstekend geconserveerden toestand in oude veenlagen worden aangetroffen. Zij zijn zoo goed herkenbaar, dat zij waardevolle gegevens leveren over den voor-historischen plantengroei van ons land. Door deze z.g. pollenanalyse van het veen (het laag voor laag onderzoeken van de heele dikte van het veen op allerlei plaatsen) kon men aantoonen, dat in Europa achter eenvolgens de berk, de den, het gemengde eikenbosch en de beuk overheerschten. De grove den was dus inheemsch, maar nam toch in den historischen tijd zulk een weinig opvallende plaats in, dat hij in de 17e eeuw uit Noord Europa weer werd ingevoerd. De opgang, die hij daarna maakte, is iedereen bekend. Overal werd hij aangeplant en overal scheen hij in den eersten tijd de conifeer bij uitnemendheid te zijn. Later echter, door 39

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 46